Posts tonen met het label Zoogdieren. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Zoogdieren. Alle posts tonen

dinsdag 30 maart 2010

Manenschaap (Ammotragus lervia)

Als je geluk hebt kun je hem tegenkomen langs de flanken van de Sierra Espuña in de Región de Murcia, het Manenschaap (Ammotragus lervia).


Het Manenschaap is een vrij stevig hoefdier met relatief korte poten en afkomstig uit Noord-Afrika, zijn nauwste verwant is de Arabische Thargeit (Arabitragus jayakari). De soort is in 1970 uitgezet in Spanje en heeft een voorkeur voor droge rotsachtige gebergten, het is een uitstekende klimmer.


Het Manenschaap wordt 130 tot 165 centimeter lang en heeft een schouderhoogte van 75 tot 110 cm. De ram wordt groter dan de ooi, met langere, dikkere manen en hoorns en een gewicht tussen de 100 en 150 kg. De ooien bereiken een lichaamsgewicht van 40 tot 70 kg. Het Manenschaap heeft een lang gezicht met kleine, slanke, puntige oren. De vacht is zandkleurig tot roodbruin van kleur, met een ietwat lichter gekleurde onderzijde. 's Winters is de vacht wollig, de zomervacht is dunner.


Overdag rusten ze in de schaduw van grotten, bomen of overhangende rotsen. In de vroege ochtend en in de late middag gaan ze op zoek naar voedsel in de dalen of op berghellingen. Het Manenschaap eet in de winter vooral droge grassen en korstmossen en in de zomer veel bergkruiden. Ze kunnen lange periodes zonder water, doordat ze veel water uit hun voedsel halen.


Het Manenschaap leeft, buiten de bronstijd, in kleine familiegroepjes van 10 tot 15 dieren. Rammen in aparte groepen van 4 of 5 dieren, oudere rammen leven voornamelijk solitair.


Na een draagtijd van 150 tot 165 dagen worden de jongen geboren tussen maart en mei, tweelingen komen regelmatig voor. Het vrouwtje zondert zich af van de rest van de kudde om te kunnen werpen. De lammeren blijven enkele dagen verscholen tussen de rotsen, alhoewel ze een paar uur na de geboorte al in staat zijn om hun moeder te volgen op steile rotshellingen. Na enkele dagen sluiten ze zich weer aan bij de kudde. De zoogtijd duurt zo'n zes maanden. Ooien zijn na achttien maanden geslachtsrijp.

zondag 3 januari 2010

Afrikaanse Nimmerzat ver van huis

Deze Afrikaanse Nimmerzat verblijft al een paar jaar in de rijstvelden en natuurgebieden van de Comunidad Valenciana zoals de Marjal de Pego-Oliva en de Albufera van Valencia En dat is vreemd want hij hoort zoals zijn naam al zegt thuis in Afrika en niet in Spanje.
De Afrikaanse Nimmerzat (Mycteria ibis) is een grote waadvogel uit de familie van de ooievaars. Hij heeft een lengte tussen de 95 en 104 centimeter en heeft een spanwijdte tussen de 1.50 en 1.65 meter. Zijn fel gele snavel kan een lengte behalen van 25 centimeter. Over het algemeen is de Afrikaanse Nimmerzat vrij wit. Zijn kruin en nek zijn iets grijzig. Sommige veren hebben aan de toppen een roze/rode kleur. In vlucht zie je de brede, zwarte strepen op de boven- en ondervleugel. Ook zijn kleine staart heeft een zwarte kleur. Aan de basis van zijn gele snavel begint zijn bloedrood gezichtsmasker. Dit gedeelte van de kop is kaal. Het masker is op afstand makkelijk te zien en is dus ook een typerend kenmerk. De poten verschillen in kleur van licht roze tot bloedrood. Mannetjes en vrouwtjes zijn vrijwel gelijk van uiterlijk.
De Afrikaanse Nimmerzat is een inactieve vogel. Hij rust veel uit op de dag of staat in het water te wachten op prooi. Zijn manier van voedsel vangen is zeer speciaal. Hij plaatst zich in het ondiepe water aan de rand van een meer. Daar gaat hij met een open snavel staan wachten tot er een mogelijke prooi langs zwemt. Hij staat bekend om zijn uiterst snelle reactievermogen wanneer het gaat om voedsel vangen. Hij weet bijna iedere prooi uit het water te vissen. Als de zon te hard schijnt, spreidt hij zijn vleugel en zorgt dat er schaduw op de plek valt waar hij aan het vissen is. Soms lopen Afrikaanse Nimmerzatten ook door het water; met hun snavel open en op en neer wiegend. Zijn voedsel keuze bestaat uit een lijstje van kikkers, kleine vissen, waterinsecten, kreeftachtigen, kleine zoogdieren en wormen. In vlucht is de Afrikaanse Nimmerzat ook makkelijk te herkennen hij vliegt met uitgestrekte nek en poten. Zijn vleugelslagen zijn sterk en snel; niet zoals van andere grote vogels.
Als hij grote afstanden moet afleggen, thermiekt hij op de warme luchtstromen. De Afrikaanse Nimmerzat trekt vaak samen op met andere grote waadvogels. Hierbij horen de Reigers, Pelikanen en andere Ooievaar-soorten. Hij slaapt meestal in een hoge boom naast of in de buurt van een plas of meer. Geluid maken de Afrikaanse Nimmerzatten vrijwel nooit. Alleen tijdens het broedseizoen kunnen ze luidruchtig worden. Ook doen ze, net zoals andere ooievaars, klapperen met hun snavel. Meer foto's op; España La Albufera en España Marjal de Pego-Oliva

woensdag 30 december 2009

Roodborstjes als Ambelopoulia.

Voor ons zijn roodborstjes (Erithacus rubecula) lieve, kleine vogeltjes, dieren die zich met name in deze tijd van het jaar gulzig tegoed aan de pinda’s of vetbollen die je in de tuin hebt hangen. Maar in het zuiden van Europa kijken veel mensen toch net wat anders tegen deze zangvogels aan. In Cyprus vormen ze namelijk een veelverkochte delicatesse. Jaarlijks zouden volgens milieubeschermers meer dan een miljoen zangvogeltjes in de kookpotten verdwijnen. Samen met andere kleine zangvogels worden de roodborstjes en masse gevangen en verkocht aan restaurants. Jagers gebruiken kleine stukjes hout met lijm die de veren van hun vleugels rukken. Deze strategie heeft tot gevolg dat de vogels niet weg kunnen vliegen en een enkele reis richting keuken voorgeschoteld krijgen. De vogels worden doorgaans gepekeld of gekookt geserveerd.

maandag 28 december 2009

Vier reebruine ogen……..

Keken in dit geval de fotograaf aan. Ik ben ze wel eens eerder tegengekomen morgens vroeg als ze zich op ruime afstand uit de voeten maakten. Deze dachten echter dat ik ze niet zag achter het struweel. Meer foto's op Animals-Wild
Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...