dinsdag 11 maart 2025

Bericht aan de reizigers

Bericht aan de reizigers is het boekenweekgeschenk voor 1975 en samengesteld door Cees Buddingh'. In het voorwoord vraagt hij zich af waarom reizen pas dit jaar het thema voor de boekenweek is. Lezen is immers reizen, “zich verplaatsen naar en in andere werelden, andere levens, andere situaties, andere verrukkingen of conflicten.” Zelf reisde hij naar de oerwouden van Sri Lanka, de sneeuwvlaktes boven de poolcirkel en over de prairies van Noord-Amerika, en dat alles in de boeken die hij las.

Buddingh' sluit zijn bijdrage af met het gedicht Ithaca van Kafavis (hieronder een deel daaruit):
Maar haast je vooral niet,
je reis kan beter jaren en jaren duren.
Werp er desnoods pas het anker uit wanneer je al oud bent,
rijk aan alles wat je onderweg hebt verworven,
maar zonder nog iets van Ithaca te verwachten.
Ithaca schonk je die heerlijke reis,
maar nu heeft ze je niets meer te geven.

Hij stelt dat het gedicht evengoed als over reizen, over lezen zou kunnen gaan. In de teksten die hij in het geschenk opnam, gaan we per schip, (internationale) trein, bus (over de afsluitdijk), auto (Elschot en Gerrit Achterberg), in een kinderwagen, in een emmer, en er wordt gelift door Remco Campert en zijn vriend Willem (een tocht afsloten met een twee maal twee keer friet) en door Jan Cremer die belandt in een klooster bij de nonnen net over de grens in België. We blijven doorgaans in de buurt. Bestemmingen liggen in Nederland of Luxemburg, Ierland, de Ardennen, en Frankrijk. Er zijn treingesprekken en opgevangen flarden daaruit. Bob den Uyl legt uit hoe je het best met een bepakte fiets van hotel naar hotel kan reizen en in de volgende bijdrage beschrijft Johnny van Doorn een fietstochtje langs de Nederrijn.

De uitgave begint meteen, al op de eerste pagina, nog voor de inleiding en de inhoudsopgave, met eenvoudig gedicht, waar het geschenk de titel aan ontleende. Dat is van Jan Nijlen. De eerste vier regels luiden:

Bestijg den trein nooit zonder uw valies met droomen,
Dan vindt ge in elke stad behoorlijk onderkomen.

Zit rustig en geduldig naast het open raam:
Gij zijt een reiziger en niemand kent uw naam.

Daarmee kan je op pad, op de veerboot over de Ierse Zee waar de golven het schip laten slingeren en veel van de passagiers ziek maken. Je kan op dat schip overigens wel buiten uit de wind staan. Beschermd tegen buiswater is het dan koud, maar uit te houden; het avontuur is begonnen. Er zullen nog meer zeereizen volgen. A. Alberts gaat in 1939 naar Indië (de tekst komt uit zijn herinneringen, het boek Namen Noemen uit 1962). Gerard van het Reve vaart slechts naar Londen en vraagt zich af of hij wel schrijver genoemd kan worden. Jan Kal ligt aan dek van een schip dat van Mallorca naar Ibiza vaart en geniet letterlijk met volle teugen. Hoe de door Paul van Ostaijen opgevoerde Scholem (pp. 60-65) naar Zuidoost-Azië reisde staat niet in de tekst, maar de lezer kan afleiden dat hij per schip ging, aangezien hij op de terugweg uit de havenstad Port Saïd een bus prima mokka had meegebracht en hij de tweede reis die kant op zeker per schip maakte.

Of je met een taxi kan reizen? In het verhaal het Het taxivarken van F. ten Harmsen en Bedankt voor het maal van Joop Waasdorp gaat het er wel op lijken. Beiden hebben daarop hun eigen wonderlijke kijk en dat met een verrassend slot.
     Het vervoermiddel is onbelangrijk. Het gaat om het reizen. Het vliegtuig en de piloot in het afsluitende gedicht van Leo Vroman zijn niet waar het om draait. De dichter voegt met zijn poëtische woorden een noot toe aan alle teksten (ook die niet opgenomen zijn): na het daglicht komt het donker van de nacht, laat dan licht branden in de cockpit waar de wijzers zijn.

De opmaak doet hier en daar denken aan die van een blad uit de kraakbeweging van de jaren tachtig. Dat komt door het papier, de letter keuze en de manier van illustreren. Het laat me daardoor terug reizen naar die jaren. Al met al is het geschenk uitermate goed geslaagd.
Je krijgt zin om weg te trekken. Je verlangt naar je komende fietstocht. Dat het verhaal van Nescio over de Pleziertrein al eens eerder was opgenomen (in het geschenk voor 1953) deert niet; je denkt slecht even waarvan ken ik dit ook alweer? Het enige dat ik wel dacht te missen was de verantwoording voor de teksten. Nu had dat uitgebreider gekund, maar in de Bibliografieën staat met een net iets kleinere en cursieve letter waar de tekst vandaan komt.
      En dan zit er ook nog een inmiddels verlopen invulkaart bij, het Vriendenprijs-gastrechtbewijs, om tegen lagere kosten met de trein te reizen in de periode 1 t/m 23 maart 1975.


vrijdag 7 maart 2025

Je wordt bedankt! Pensioenverhalen door ...

Je wordt bedankt! Pensioenverhalen van Isaak Babel, Boenin, Toergenjev en Tsjechov werd in 2017 uitgegeven door Van Oorschot. Tien verhalen van Russische vertellers. De titel van het boekje maakt er een cadeau van voor mensen die stoppen met hun baan, omdat hun leeftijd dat gebiedt of hun financiële situatie het mogelijk maakt. Ze krijgen binnen die kaft dan tien verhalen waar Russen aan het einde van hun carrière komen of terugkijken op wat is geweest.

De verhalen lezen prettig en zijn geen van allen vlak. Tsjechov is de meester van de kleine zaken tussen mensen observeren en het vervolgens in tekst breed uitmeten ervan. Hij is driemaal opgenomen in de bundel. Net als Babel en Boenin. Babel is aan de hand van zijn eigen leven een chroniqueur van zijn tijd en kijkt terug op wat achter hem ligt en beschrijft bijvoorbeeld zijn eerst verdiende loon. Boenin duikt diep in de Russische feodale wereld die lijkt op het toneel voor een naargeestig sprookje. Het platteland speelt de hoofdrol in de bundel. Hier-en-daar duikt een verlopen vertegenwoordiger van de kleine adel op.

Goede wijn hoeft geen krans en proeven en beoordelen heeft een vorm
Uitgave 2018 en later.


van pedanterie. Alle vier de schrijvers behoren tot de grand cru's van de Russische literatuur. Van hen levert alleen Toergenjev een enkel artikel. Uit zijn verhaal
Mijn buurman Radilov haal ik deze opmerking: “Ik antwoordde wat men bij zulke gelegenheden altijd antwoordt (...)” Hij schrijft dit nadat de verteller is uitgenodigd voor een etentje waar hij eigenlijk niet bijster veel zin in heeft en waar hij toch op ingaat. Toergenjev laat hier de lezer meeschrijven; die moet een elegante opmerking verzinnen waarachter zijn tegenzin schuil gaat. Het is een kleinigheidje, maar niet elke schrijver kan zoiets met zwier in zijn verhaal verwerken.

De gever van de bundel is gewaarschuwd. Veelal gaat het om getormenteerde personen die beschreven worden. De een zit als een steenuil op een heuvel bij zijn landgoed, met een zware sigaret in zijn mond en denkt:
“Het is waar (…) Ik ben oud (…) Ik zal gauw doodgaan. (…) Waar is toch alles gebleven, alles van vroeger?” De volgende loopt met een krukje en een stuk touw naar buiten. De overtolligen van Tsjechov heeft niet alleen een veelzeggende titel, het vertelt ook het verhaal van een man wiens leven de sjeu en glans is verloren. De oude man uit Kastrjoek van Boenin heeft zijn bijnaam te danken aan vrolijke liederen, maar inmiddels is hij afgedankt en verveelt zich, maar er is geen ruimte meer voor hem. Hij kan alleen achter de kinderen aanrennen. Het einde van Het armen huis door Babel is duidelijk: “De onuitsprekelijk trieste weg leidde ooit van de stad Odessa naar de begraafplaats.” En die weinig opbeurende boodschappen komen alleen al uit de vijf laatste verhalen.

Alle tien de zitten ze vol sfeer, vol narigheid, satire en ingehouden humor, een blik op het onvolkomen leven, en op wat uiteindelijk over is. Aangezien het een cadeauboek is en een paar maal heruitgegeven, is het voor een paar Euro te koop; minder dan de kosten voor een bioscoopkaartje en het geeft toch ook een paar uur onderhoudend plezier met beelden die jezelf mag invullen. Dat is aan de hand van deze rasvertellers makkelijker dan gedacht. En als je het dan toch weggeeft: smaken verschillen maar de kaft van de eerste versie is wat te ver over de top. Er is een mooiere uitgave.

dinsdag 4 maart 2025

Trappen door 't mooie



Voor vertrek kijk ik nog even naar de watertemperatuur van de Noordzee. Het water moet nu (bijna) op zijn koudst zijn. Er zijn koude jaren dan komt het tot 4 °C en gemiddeld is het in de eerste helft van maart een graad of vijf. Bij HKZ Windpark Zuid is het vandaag 6,2 °C. Zeker met het zonnetje erbij is voor de duik daarom weinig moed nodig.

Terwijl ik daarnaar kijk komt de muziek mijn computer uit. Er is pianomuziek van Anthony Davis, Heaven: deel ii. Turquoise. Het wordt uitgevoerd door Gloria Cheng (op 1:22). “Turquoise is opgedragen aan Duke Elington. De titel komt van Elington's fascinatie voor alle tinten blauw,” zegt de programma maakster. Even daarvoor bedacht ik dat Lab niet onderdoet voor wat er voor de grote wijziging van de Klara-programmering was. Nu neemt Nicole Van Opstal de presentatie voor haar rekening, destijds was het Bart Vanhoudt die Late Night Lab presenteeerde.


Als ik zonder te blauwbekken de zee uitstap word ik aangesproken. Het verbaast me altijd dat mensen een praatje beginnen met een blote man. Bij het volgende korte gesprek ben ik al weer in de kleren. Ook dit begon met de vraag: was het water lekker.

Onderweg had ik willen denken over de oorlogszucht en wapenwaan die heerst in de samenleving. Er is te lang geen oorlog geweest om nog te beseffen dat een moeizame vrede te verkiezen is boven het uiteindelijk veel rottere slagveld. Het lukte me niet. Ik trapte en ik trapte maar.
     Op mijn tochtje kwam ik wel een onder de blauwe lucht knallend aangeplakt pamfletje tegen over de positie van vrouwen. Ook daar is regressie de dominante norm aan het worden.



vrijdag 28 februari 2025

Het volgende verhaal


Het volgende verhaal is niet alleen de titel, maar ook de laatste zin van het boekenweekgeschenk voor 1991. Het is geschreven door Cees Nooteboom. Met deze schrijver weet je zeker dat je zal reizen door de fysieke en geestelijke wereld. Aangezien de hoofdpersoon schrijver van reisgidsen is en voormalige docent dode talen op een middelbare school en daar de bijnaam Sokrates had, is die zekerheid helemaal gegarandeerd.

Herman Mussert is een man van weinig aanzien. Hij wordt vooral Sokrates genoemd vanwege zijn lelijke uiterlijk. Hij leeft ook meer in de oudheid dan in het heden. In zijn lessen bracht hij met verve verhalen. Zoals dat over Helios die met zijn wagen langs de hemel trok en zijn vertelling van de aanloop naar het drinken van de gifbeker door Sokrates was een van zijn succesnummers die altijd diepe indruk op de leerlingen maakte.

Hij wordt wakker in een hotelkamer in Lissabon, waar hij niet ingeslapen is, maar wel ooit verbleef met Maria Zeinstra, docente biologie. Zij had een relatie met de sportieve en populaire docent Nederlands, Arend Herfst. Deze Arend had dan weer iets met de beeldschone en hyper intelligente en taalgevoelige leerlinge Lisa d'India. Rond deze vierhoeksverhouding speelt het eerste deel van het verhaal. Marina is voor haar plezier, maar ook uit wraak de relatie met Mussert begonnen. Maar hij moet zich niet teveel in zijn hoofd halen. Ze vindt hem een raar mannetje en zelfs een ziekelijke griezel. Ze voegt hem toe dat er mensen zijn die nooit kinderen mogen krijgen en dat hij er daarvan een is. Lisa wordt tenslotte na een gewelddadige scene op het schoolplein meegesleept de auto van Arend Herfst in. Die zal een paar kilometer verderop op een vrachtwagen botsen. Herfst brak zijn benen en van Lisa heeft Mussert nooit meer iets vernomen.

Het eerste deel doet als vanzelf denken aan de gedaanteverwisseling bij Kafka. Hier ligt een man in bed, op een plaats waar hij niet hoort te zijn. Het verhaal van Kafka dringt zich ook op aangezien metamorfoses een thema zijn dat het boek bij elkaar houdt. Personages veranderen van tijd dat ze aanwezig zijn in de geschiedenis, van naam, nationaliteit en functie. Lisa wordt denkbeeldig Krito, een favoriete leerling van Sokrates. De hoofdpersoon veranderd van een gedreven docent naar een reisgidsenschrijver, die zelf de kraak noch de smaak in zijn eigen werk ziet. Sterker nog uit zijn gidsteksten houdt hij weg wat hij zelf apprecieert om het zo tegen het massatoerisme te beschermen. Dieren veranderen van lijk in voedselbron voor nieuw leven. Leerlingen die streven naar volmaaktheid worden volwassenen zonder hooggestemde verwachtingen en verliezen hun glans.


Reizen is een ander thema. Ongerijmd reizen, zoals naar die hotelkamer. Reizen in de tijd, tussen plaatsen en in de ruimte met de Voyager. Het heelal is de enige plaats waar Griekse mythologie nog leeft in de naam van de hemellichamen. Het tweede deel speelt tussen Belém in Portugal en een stad met dezelfde naam in de monding van de Amazone, zodat je kan vertrekken
waar je aankomt. De genoemde nachtelijke reis van Amsterdam naar Lissabon opent een mogelijkheid om te zoeken in wat was. Maar naar wat precies is niet snel duidelijk. Die tocht gaat langs alle plaatsen uit het korte heilige leven met zijn vlammende roodharige Maria. We verplaatsen ons in het boek van boven in het kasteel bij Lisabon tot beneden aan en op de Taag.

De tijd heeft zijn wetten, waaraan niet te tornen valt. Je kan hem willen rekken, tegenhouden, laten vloeien, stremmen, verbuigen, maar het gaat niet lukken. Wetten of niet, de tijd is eveneens een raadsel, een losbandig en mateloos fenomeen dat weigert zich te laten kennen en waarin wij uit hulpbehoevendheid een schijn van orde hebben aangebracht. De klok in de British Bar van Lissabon maakte duidelijk dat tijd minder rechtlijnig en ordelijk is. Daarvoor was maar een kleinigheid nodig. De tijd laat de zichtbare wereld zich rekken tot het nog een vluchtig, langwerpig ding is. Zelfs de vuurtoren wordt in die tijd opgezogen.


Mussert was ook als leraar al een man met een rotsvaste mening over van alles en nog wat. Je bezig houden met de Nederlandse politiek is bijvoorbeeld iets voor mensen met hersenverweking. Maar als hij aan Churchill denkt, die naar zeggen bij alles huilde, dan meent hij “bij alles, maar waarschijnlijk niet toen hij de opdracht gaf tot het bombardement op Dresden.”
    Hij hecht de voorkeur aan cultuur en aan filosofische onzekerheid, boven de zekerheid van cijfertjes en vaststaande feiten. De ouderdom van de sterren, de afstanden in het heelal het zijn
“belachelijke getallen die ons verpulveren met hun nullen.” Als hij twijfelt aan zijn eigen bestaan dan wijst Maria hem op zijn lichaam en vraagt hoe hij dit noemt, 'mij', 'ik', zoiets toch. Mussert geeft zich hier niet gewonnen en stelt als tegenvraag: “Is jouw ik dan hetzelfde als tien jaar geleden. Of over vijftig jaar?” Zij houdt de zaken graag zakelijk uit elkaar om ze te beheersen.
     Lees je de verhalen uit de Odyssee aan de hand van de gegevens die wetenschappers over de sterren te weten zijn gekomen of als een eindeloze reis, vol verhalen en wendingen, waar iemand aan het einde nog steeds op de reiziger wacht? Hij zoekt het verhaal, niet de oplossing van sommen en vergelijkingen.

Het miezerige mannetje Mussert komt allengs meer tot leven en zal tenslotte zijn verhaal vertellen aan Lisa d'India – of aan Krito – die altijd een rol is blijven spelen in zijn leven, ook al was hij niet verliefd op haar, zoals vrijwel al zijn mannelijke collega docenten.

Het is een boek vol ideeën. Als je er met een vlindernet doorheen zou gaan, dan ving je het ene na het andere citaat om op het internet uit te stallen, zoals “(...) conversatie bestaat nu eenmaal voor het grootste deel uit de dingen die je niet zegt.” Maar opvallend is ook de opmerking dat de dode taal van het Latijn een nog levende wordt uit de mond van Dom Antonio Fermi, een benedictijn die een van de passagiers is op de reis van Belém naar Belém, die het tweede deel van de novelle vormt.

Een andere mede passagier is professor Deng. Hij vertelt dat er naast de visie van Ovidius ook een Chinese visie is op de reis van de zon aan de hemel. Deng excuseert zich daar met een ironische toets voor: “Wij kenden uw mythologie nog niet.” De Chinese versie komt van Qu Yuan: “Ouder dan uw Ovidius.” Nooteboom citeert regels 193-195. De sterrenhemel rond de wereld is nog steeds gekleurd door Griekse verhalen, maar waarom juist die? Het doet op het eerste gehoor uiterst eigentijds aan dat Nooteboom impliciet verwijst naar het Eurocentrische in de naamgeving van de hemellichamen, maar misschien is in de mist van de tijd verdwenen dat dergelijke visies ook eerder al gangbaar waren en dat een moderne inclusieve beweging hierop voortbouwt.

Het boek zelf gaat op reis. Het werd uitermate positief besproken door Ben Rogers in de Engelse krant
The Independent: filosofisch, grappig en aandoenlijk. In de lexicon van literaire werken begint Ton Brouwers met het wijzen op het internationale succes van het boek. Op wiki wordt het in zes talen behandeld in het Nederlands, Engels, Italiaans, Zweeds, en in het Duits, maar in het Spaans toch het meest uitgebreid, met een enorme hoeveelheid eindnoten. Rogers merkt op dat er ook na verschillende keren herlezen nieuwe opmerkingen uit de novelle te halen zijn. De reiziger weet dat dezelfde route elders in de tijd nieuwe dingen laat zien en dat doet ook deze geschiedenis.